De ooievaars zijn geland in Breklenkamp op vrijdag 26 maart 2021
Wij hebben dit jaar een ooievaarsnest geplaatst, en binnenkort hebben wij beschuit met muisjes.
Vanuit onze prachtige overkapping kan je de ooievaars goed volgen, hoe bijzonder is het om dit schouwspel te kunnen observeren.
De witte ooievaar
Verspreid over de hele wereld leven 19 soorten ooievaars. In Nederland broedt maar één ooievaarssoort: de witte ooievaar (Ciconia ciconia). Die is ongeveer een meter hoog en zijn lichaam is overwegend wit. Alleen de slagpennen in de vleugels zijn zwart, een kenmerk dat in de vlucht goed te zien is, evenals de gestrekte nek en poten. De in de vlucht gestrekte nek en poten. Het zweefgedrag is een ander belangrijk kenmerk.
Volwassen ooievaars hebben een vrij lange puntige rode snavel en lange rode poten. Bij jonge vogels worden de zwarte of vleeskleurige poten en snavel geleidelijk rood. De geslachten zijn uiterlijk niet of nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Mannetjes zijn gemiddeld wat groter en hebben een forsere snavel, maar eigenlijk is alleen bij de paring vast te stellen wat een mannetje of vrouwtje is. De spanwijdte – dat is de afstand van vleugeltip tot vleugeltip – van een volwassen ooievaar kan 2.50 meter bedragen. Ooievaars kunnen vrij oud worden. De leeftijd van ruim 30 jaar komt voor. De gebieden waarin de ooievaar broedt, liggen in heel Europa, het Midden-Oosten, West- en Centraal-Azië en Noordwest-Afrika. Verder wordt er hier en daar in Zuid-Afrika genesteld.
Het leefgebied
Het ideale leefgebied van de ooievaar is een half open tot open landschap met veel afwisseling in grondgebruik en begroeiing. In ieder geval moet er op geringe afstand van het nest volop vochtig ruig grasland aanwezig zijn.
In Breklenkamp grenst aan het weiland genoeg water, ideaal voor `onze `ooievaars.
Voedsel
Wat geldt voor alle vogels, geldt natuurlijk ook voor de ooievaar: voldoende en gevarieerde voeding is van levensbelang. Ooievaars zoeken naar voedsel in het, in de nabijheid van het nest gelegen vochtige gras- en hooiland, langs slootkant en begroeiing. Al lopend door het gras speuren ze naar lekkere hapjes. Deze worden met de lange snavel uit het gras geplukt en in de verlengde slokdarm in de hals opgeslagen. Als de ooievaar zo genoeg prooidieren heeft verzameld, vliegt hij terug naar het nest. Daar braakt hij, als de jongen erom vragen, het voedsel in de nestkom uit zodat de jongen kunnen eten.
Klepperen
Na hun lange vlucht van Afrika of Zuid-Europa naar ons land komen de mannetjes meestal als eerste op het nest aan. Als die nog maar net op het nest zijn, beginnen ze luid met hun snavel te klepperen als afbakening van hun territorium. Hiervoor gooien zij hun kop achterover en slaan ze de twee snavelhelften tegen elkaar. Het mannetje start met het restaureren van het nest. Na een paar dagen komt dan hopelijk ook het vrouwtje bij het nest aan. Zij wordt met luid geklepper begroet. Nieuwe mannetjes proberen vrouwtjes naar hun nest te lokken door te baltsen. Ooievaars zijn niet hun hele leven lang trouw aan elkaar. Dat jaar na jaar meestal hetzelfde paar op hetzelfde nest te vinden is, komt eerder doordat ze trouw zijn aan het nest. Standvogels – dat zijn vogels die in ons land overwinteren – hebben uiteraard de meeste kans op een langdurige relatie.
Het nest
Wanneer het mannetje en het vrouwtje beide op het nest zijn aangekomen, gaan ze samen met het opknappen van het nest verder. Daarvoor worden enorme hoeveelheden takken aangesleept. Het nest is daardoor vaak zo groot en zwaar dat het in de herfst schade ondervindt door weer en wind. De verschillende ooievaarsparen proberen onderling soms nestmateriaal van elkaar te stelen of een heel nest in te pikken. Hierdoor kunnen heftige gevechten ontstaan, zowel op het nest als in de lucht. Als de ‘ruwbouw’ van het nest afgerond is, beginnen de ooievaars gras, hooi, mos en ander zacht materiaal aan te slepen voor de binnenbekleding van het nest. Ondertussen paren de vogels veelvuldig.
Zodra het nest af is, legt het vrouwtje haar eerste ei. Zij legt twee tot zeven eieren, onder normale omstandigheden maximaal twee dagen na elkaar. De eieren komen dus ook na elkaar uit.
Ooievaars zijn van nature boombroeders, maar de boomkruin (of een ver naar buiten uitstekend takkenstelsel) moet wel stevig en afgeplat zijn. Ooievaars bouwen hun nest het liefst op een vlakke ondergrond. Vroeger, toen huizen nog echte schoorstenen hadden, bouwden ze daarop vaak hun nest. Soms tref je een ooievaarsnest aan in een boom waar dikke takken zorgen voor een min of meer vlakke ondergrond. In De Lokkerij maken de ooievaars gebruik van bomen, het dak van de boerderij en door de mens gemaakte paalnesten. Deze nesten staan op een houten paal en ze hebben, net als een bed een lattenbodem. De randen van een nieuw nest bestaan uit gevlochten takken. Ook de bodem wordt bedekt met takken en twijgen. Hier bovenop bouwen de ooievaars zelf verder.
De eieren
De eieren zijn wit, vrij dof en iets groter dan een kippenei. Nadat de eerste twee eieren zijn gelegd, begint het broeden.Dit duurt minimaal tweeëndertig dagen per ei; daarbij broeden het mannetje en vrouwtje om de beurt. ’s Nachts zal voornamelijk het vrouwtje broeden; het mannetje heeft dan meer de ‘waakhondfunctie.’ Het nest is dus nooit onbeschermd en beide ouders hebben voldoende tijd om zelf voedsel te zoeken.
De Jongen
Na tweeëndertig dagen komt het eerste ei uit. Aan de stompe zijde van het ei pikt het jong met de scherpe, harde eitand op de voorzijde van de snavel een gat in het ei. Met behulp van zijn poten duwt het jong zich verder uit het ei. Het grijzige jong heeft nog geen lange rode snavel. Hij weegt 40-90 gram en heeft enkel donsveren. De ouders voeren hun jongen met regenwormen, kevers, sprinkhanen en andere insecten die ze vangen in het weiland in de omgeving.
Een van de ouders blijft gedurende de eerste weken constant op het nest terwijl de andere voedsel zoekt. Als de jongen vier of vijf weken oud zijn en meer voedsel nodig hebben gaan beide ouders voedsel halen. In hete, droge periodes wordt ook water aangevoerd.
Vliegen
De jongen zijn ‘vliegvlug’ als ze 60-80 dagen oud zijn. Hun donsveren hebben dan plaats gemaakt voor een mooi zwart-wit verenkleed. De veren worden met grote zorg behandeld met vet afkomstig van een klier op de stuit van de vogel. Wanneer de jongen eenmaal kunnen vliegen beginnen ze trekgedrag te vertonen. De laatste decennia overwinteren heel veel jonge ooievaars en steeds meer oudere in Spanje. Meestal vertrekken de jongen ongeveer een twee weken voordat de ouders aan hun lange trektocht beginnen. Grote groepen jonge ooievaars verzamelen zich om samen op trek te gaan.
Trekken
Ooievaars zijn van nature thermiekvliegers dat wil zeggen dat ze, net als zweefvliegtuigen, gebruik maken van de opstijgende warme lucht (thermiek.)
Grotendeels zwevend bereiken ze de Middellandse Zee. Wanneer ze de hele afstand van 4000-5000 kilometer naar Afrika vliegend zouden moeten afleggen, dan zou dat zoveel energie kosten, dat ze het niet zouden halen. Omdat boven water geen thermiek is, vormt het oversteken van grote wateroppervlaktes, zoals de Middellandse Zee, een groot probleem. Daarom maken de meeste ooievaars via de rots van Gibraltar (de westelijke trekroute) of de Bosporus (de oostelijke trekroute) de oversteek naar Afrika. Ze kiezen zo de route waarin de afstand over water zo klein mogelijk is.